Door: Jeroen Zandberg
Het FUEN Congres
Van 29 september tot 1 oktober 2022 kwamen meer dan honderd vertegenwoordigers van Europese minderheidsgroepen bijeen in Berlijn voor het jaarlijkse FUEN-congres. FUEN staat voor Federal Union of European Nationalities; een organisatie die meer dan honderd Europese minderheden verenigt. Het is in 1949 opgericht en is één van de grootste pleitbezorgers voor minderheidsrechten in Europa met kantoren in Berlijn, Brussel en Flensburg (noord-Duitsland). De organisatie wordt grotendeels gefinancierd door verscheidene Duitse deelstaten en de Duitse en Hongaarse overheid. Daarnaast is er een bescheiden lidmaatschapsbedrag dat door de leden betaalt dient te worden.
Het jaarlijkse congres besteedde dit keer veel aandacht aan de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor de vele minderheden in het land. Tevens vonden er gedurende deze drie dagen vele paneldiscussies plaats over verschillende thema’s, zoals discriminatie en taalbehoud, met betrekking tot minderheidsrechten. Het FUEN-congres werd bijgewoond door vele vertegenwoordigers van minderheden en een groot aantal parlementariërs uit verschillende landen en het Europees Parlement. Een uitgebreid verslag van het congres staat op hun website.
Minderheden zitten per definitie in een gemarginaliseerde maatschappelijke positie aangezien de cultuur van hun gemeenschap niet leidend is en daardoor beperkte toegang biedt tot de structuren die de samenleving vormen. Leden van minderheden zijn daarmee per definitie buitenstaanders. Tijdens het driedaagse FUEN-congres werd dan ook veelvuldig gesproken over de nationale structuren die de leden in hun ontwikkeling beperken. Veel aandacht ging uit naar de verscheidene activiteiten om deze achterstelling te doorbreken, assimilatie te voorkomen en conflicten te vermijden. Het Minority SafePack Initiative (MSPI) dat door FUEN en anderen in 2018 aan de Europese Commissie werd gepresenteerd, kreeg bijvoorbeeld weer volop aandacht. Het MSPI stelt een reeks wetswijzigingen voor om de nationale minderheden beter te beschermen, zodat zij in staat zijn om hun taal en cultuur te behouden. Het initiatief werd weliswaar door het Europees Parlement omarmd, maar vervolgens door de Europese Commissie in 2021 afgewezen. Deze beslissing wordt op dit moment bij het gerechtshof aangevochten en zal er wellicht toe leiden dat het MSPI weer een kans krijgt om de Europese wetgeving inclusiever te maken voor nationale minderheden.
Friese vertegenwoordiging
De Friezen waren ruim vertegenwoordigd op het congres. De Friese vertegenwoordigers deelden verscheidene malen het podium met andere sprekers om de situatie van de Friese minderheden voor het voetlicht te brengen. Zo was de vertegenwoordiger van de Raad voor de Friese beweging (Ried fan de Fryske Beweging) de hoofdspreker tijdens de bijeenkomst van de ‘non-kin-state working group’. De vertegenwoordigster van de Friese raad (Frasche Rädj) in Duitsland was daarnaast één van de vier panellisten tijdens de discussie over taal en identiteit. Eén van de vicevoorzitters van FUEN, Mr. Bahne Bahnsen, is daarnaast ook een (noord-)Fries en gebruikte zijn jarenlange ervaring om verscheidene panel- en organisatorische discussies in goede banen te leiden. FUEN is georganiseerd in verscheidene werkgroepen waar minderheden met vergelijkbare situaties hun activiteiten en plannen bespreken. Zo is er een werkgroep voor de Duitse nationale minderheden en een werkgroep voor de minderheden met een nationale staat, zoals de Hongaarse en Duitse minderheden in de midden- en oost Europese landen. Er is een werkgroep voor de Turkse minderheden en één voor de Slavische minderheden. Tevens is er een werkgroep voor minderheden zonder nationale staat, de ‘non-kin-state working group’.
De situatie in Fryslan
De Friese vertegenwoordiger van de Raad van de Friese beweging, Pier Bergsma, hield bij de bijeenkomst van deze werkgroep een uitgebreide toespraak over Fryslan. In zijn toespraak gaf hij aan dat vrijwel alle inwoners van Fryslan de Friese taal enigszins kunnen begrijpen, driekwart het ook kan spreken, maar dat minder dan een kwart het ook kan schrijven. Hij legde uit dat de lokale en regionale overheden het Fries actief promoten. Zo zijn bijvoorbeeld de plaatsnaamborden merendeels tweetalig. Verder benadrukte hij het belang van Friestalige media, zoals Omrop Fryslan, in het bewustzijn en de verspreiding van het Fries. Hierbij maakte hij wel de aantekening dat er weliswaar vrijwilligersinitiatieven zijn voor online nieuws in de Friese taal, maar dat alle Friese dagbladen in het Nederlands verschijnen. De heer Bergsma liet tevens een videoclip zien van een demonstratie voor het gebruik van het Fries in het onderwijs. De demonstranten waren echter allemaal de zeventig gepasseerd wat de vraag oproept in hoeverre het doel gesteund wordt door degenen waarvoor het zou moeten dienen, namelijk kinderen en hun ouders. Hij sloot zijn toespraak af met de opmerking dat het niet de overheid is die uiteindelijk bepaalt of de Friese taal overleeft, maar dat het de mensen zijn die een taal levend moeten houden.
De vier autochtone, nationale minderheden in Duitsland
De Friezen worden in Duitsland erkend als één van de vier autochtone, nationale minderheden. De andere nationale minderheden zijn de Denen, de Sorben en de Sinti en Roma. De laatsten leven verspreid over heel Duitsland, terwijl de andere drie, de Denen, Friezen en Sorben, een duidelijk afgebakend gebied bewonen. Deze erkenning geeft de vier gemeenschappen speciale bescherming en overheidssteun. Een autochtone, nationale minderheid is een etnische, culturele en taalkundige gemeenschap die al vele generaties lang in een grondgebied woont waar zij nu een minderheid vormt.
De Friezen in Duitsland
De provincie Fryslan heeft meer dan 600-duizend inwoners waarvan een groot gedeelte de Friese taal nog enigszins machtig is. De situatie in Noord- en Oost-Friesland langs de Noordzeekust in Duitsland wijkt hier significant van af.
De Friese minderheid in Duitsland is taalkundig verdeeld in het oost-Fries (of Saterfries) en het noord-Fries. Het Saterfries, dat tot in de late middeleeuwen werd gesproken in Groningen en oost-Friesland (in Duitsland), is nu vrijwel uitgestorven met minder dan duizend actieve sprekers in de gemeente Saterland. Het noord-Fries heeft echter nog vijftigduizend sprekers en is daarmee in aantal vergelijkbaar met de Deense (50-duizend) en Sorbische (60-duizend) minderheden.
Digitalisering van de Friese taal
Tijdens de paneldiscussie op vrijdag 30 september over taal en identiteit gaf de vertegenwoordiger van de Sorbische minderheid, de heer Dawid Statnik van de organisatie Dawina, een hoopgevende blik op de activiteiten die de gemeenschap onderneemt om hun taal en cultuur te versterken. Hij vertelde enthousiast over de samenwerking met Microsoft. Deze samenwerking heeft geleid tot het toegankelijk maken van de Sorbische taal in de producten van Microsoft. Het Sorbisch is nu een onderdeel van hun vertaalmodule. Ik vroeg de vertegenwoordiger van de Friese raad (Frasche Rädj), mevrouw Ilse Johanna Christiansen, of de Friese minderheid in Duitsland ook dergelijke projecten heeft lopen. Het Fries zoals dat gesproken wordt in Fryslan is bijvoorbeeld al enkele jaren een volwaardig onderdeel van de vertaalmodule van Google. Dit heeft echter een grote, jarenlange, inspanning gevergd van vele Friese organisaties die voldoende Friese teksten aan Google moesten leveren om daarmee de vertaalalgoritmen te trainen. Het Fries uit Noord- en Oost-Friesland is echter ver verwijdert van het Fries zoals dat in Fryslan wordt gesproken. Mevrouw Christiansen beaamde dat er plannen zijn om ook de andere variëteiten van het Fries digitaal toegankelijk te maken. Wil een taal immers in de moderne tijd overleven dan is het noodzakelijk dat het meegaat in het digitaliseringsproces van de maatschappij. Het is echter de vraag of deze plannen om het Fries klaar te stomen voor de toekomst de tekentafel overstijgen. De Friese talen in Duitsland worden immers door een kleine minderheid gesproken en de institutionele steun is minimaal en veeleer symbolisch.
Overheidssteun voor het oost- en noord-Fries
De Friezen worden door de Duitse overheid erkend als autochtone, nationale minderheid. Deze erkenning geeft hen toegang tot overheidssteun waardoor de Friese minderheid in 2021 1,3 miljoen euro van de Duitse overheid kreeg om daarmee de culturele identiteit te versterken. De overheidssteun zorgt er onder andere voor dat de Friese taal een plek heeft in het onderwijs. Op dit moment volgen ongeveer duizend mensen vrijwillige taallessen op scholen in de noord-Friese regio. Daarnaast wordt er op de lagere scholen aandacht besteed aan het Fries en is er één keer per week een drieminuten durend programma genaamd “Frasch for enarken” op de Duitse publieke zender NDR.
De andere nationale minderheden hebben vergelijkbare doelen, maar afwijkende mogelijkheden. Zo kregen de Sorben 24 miljoen euro en kreeg de Deense minderheid (van de Deense- en Duitse overheden) zelfs 104 miljoen euro om hun culturele gemeenschap te versterken. De Deense minderheid financiert hiermee onder andere 46 middelbare scholen en 57 lagere scholen waar de eigen culturele identiteit centraal staat. De vertegenwoordigster van de Deense minderheid, Mevrouw Gitte Hougaard-Werner, vertelde tijdens het congres dat een grote meerderheid van de studenten die hoger onderwijs willen volgen dit in Denemarken doen. Op zijn beurt vertelde de Sorbische vertegenwoordiger dat voor hun onderwijs leraren worden geworven in Polen en Tsjechië die na een korte cursus de Sorbische taal machtig kunnen worden en zo de nieuwe generatie Sorben kunnen opleiden.
De scheve verhoudingen in de steun voor de verschillende nationale minderheden zijn niet het gevolg van het aantal personen die tot de gemeenschap behoren; alle drie de gemeenschappen hebben immers een vergelijkbaar bevolkingsaantal. De overheidssteun weerspiegelt voornamelijk de geopolitieke machtsverhoudingen. Dit is vooral in Sleeswijk-Holstein goed zichtbaar. In deze Noord-Duitse deelstaat bevinden zich de Deense en (noord-)Friese minderheden. De laatsten zijn echter veel minder zichtbaar. De Deense minderheid heeft scholen, terwijl de Friese minderheid (vrijwillige) taallessen heeft. Verder wordt bij prestigieuze en politieke gelegenheden, waarbij nationale en internationale vertegenwoordigers elkaar in de deelstaat ontmoeten, de steun voor de Deense minderheid breed uitgemeten, terwijl het bestaan van de Friezen merendeels wordt genegeerd.
Het referendum zonder Friese keuze
Deze situatie is goed te begrijpen vanuit het perspectief van de geschiedenis van het gebied. Sleeswijk was immers een grensgebied waar Denemarken en Duitsland eeuwenlang om de regionale heerschappij streden. Na de Eerste Wereldoorlog werd er na aanleiding van het verdrag van Versailles een referendum gehouden dat het gebied tussen Denemarken en Duitsland verdeelde. De uitslagen van de twee referenda, in februari en maart 1920, hebben de huidige grenzen tussen Duitsland en Denemarken bepaald. Hierbij werden de gebieden met een grote meerderheid van Duits- dan wel Deenssprekenden bij het desbetreffende land gevoegd. De nieuwe grenzen hebben tevens gezorgd voor het bestaan van kleine minderheden aan beide zijden van de grens. De Duitse minderheid in Denemarken telt op dit moment ongeveer vijftienduizend personen.
In het verre verleden liepen de staatsgrenzen langs de lijnen van de macht, terwijl deze in de twintigste eeuw op basis van identiteit liepen. De deelname aan de leidende identiteit geeft een individu de toegang tot alle (machts-)posities in de maatschappij. De grenzen in de eenentwintigste eeuw zijn vervaagd en de verantwoordelijkheden, risico’s en machtsuitoefening verspreid. Het lijkt erop dat de Friestalige gemeenschap voornamelijk de risico’s heeft gekregen.
De Friezen werden in dit geopolitieke spel genegeerd. Het gebied was weliswaar drietalig, maar de referenda in 1920 gingen uitsluitend over de toekomst van de Deens- en Duitstalige gemeenschappen en de controle van het territorium door Denemarken of Duitsland. Hoewel de Friezen in het Noordzeegebied een meerderheid van de bevolking vormden werden zij gedwongen te kiezen tussen twee nationalistische opties die geen recht deden aan de belangen van de Friese gemeenschap.
Uiteindelijk koos de Friese gemeenschap er in 1920 voor om bij Duitsland te blijven. Wellicht speelde bij deze keuze een rol dat een grote staat meer tolerantie vertoont voor afwijkende identiteiten. Een uitgestrekt land heeft immers vrijwel altijd meer diversiteit binnen zijn grenzen en mist de capaciteiten om elke burger een identiteit op te leggen. In de eenentwintigste eeuw zijn de staatsstructuren nog een slag groter geworden. Het kan daardoor in het belang van de Friese gemeenschappen zijn om zich nu voornamelijk te richten op de deelname aan de supranationale structuren van de Europese Unie en de Verenigde Naties in plaats van slechts die van een nationale staat.
Nu, meer dan honderd jaar later, zijn de vriendschapsbanden tussen Duitsland en Denemarken hecht en bloeien de Duitse en Deense minderheden in het grensgebied als nooit tevoren. De Friese gemeenschap komt er echter bekaaid vanaf. De Friese cultuur blijft beperkt tot vrijwilligerswerk, folklore en het lagere onderwijs. Het Fries is in zekere zin de kinderschoenen niet ontstegen, terwijl de andere nationale minderheden volwassen zijn geworden en meedoen op elk niveau van de maatschappij.
Discriminatie
De vertegenwoordigers van de verscheidene Friese organisaties die het FUEN-congres bijwoonden benadrukten echter wel dat er gelukkig geen sprake meer is van discriminatie. De tijden dat de Friese taal actief werd geridiculiseerd en gemarginaliseerd zijn voorbij. Er is nu alle vrijheid om de taal te gebruiken en aan de nieuwe generatie door te geven. Vele andere minderheden zitten in een minder gelukkige situatie en vinden nog dagelijks hinder van discriminatie. De bescherming tegen discriminatie is een belangrijk punt voor minderheden want het verbreekt de rechtvaardigheid die aan de basis staat van eerlijke samenwerking.
Tijdens het driedaagse FUEN-congres werd er vanzelfsprekend aandacht besteed aan de discriminatie die de diverse minderheden ondervinden. Zo was er veel aandacht voor de discriminatie van de Duitse minderheid in Polen. Mr. Bernard Gaida, de voorzitter van de Duitse minderhedenwerkgroep van FUEN, vertelde over de wetswijzigingen die in februari 2022 in Polen zijn doorgevoerd. De nieuwe regels zorgen ervoor dat het onderwijs in de Duitse taal beperkt wordt. Tegelijkertijd worden de subsidies verminderd. Deze beperkingen gelden echter niet voor alle negen nationale minderheden in Polen, maar slechts voor de Duitse minderheid. Hij zei dat de Europese instellingen die hij benaderde verklaarden dat het een interne, onderwijsaangelegenheid betreft, terwijl de Duitse gemeenschap het als een mensenrechtenkwestie beschouwt. Mr. Gaida riep op om deze discriminatie, die duizenden kinderen tweederangsburgers maakt, te bestrijden.
Deze situatie wijkt echter niet veel af van degene waarin de Friese gemeenschap zich bevindt. De vertegenwoordigers van de Friese organisaties repten weliswaar niet over de discriminatie van de Friese gemeenschap, maar de Friese taal en cultuur krijgt objectief gezien wel veel minder middelen toebedeeld dan vergelijkbare anderen. De vrijheid om de Friese taal en cultuur te beschermen en te bevorderen is zonder de benodigde middelen slechts de vrijheid-van-niets-te-verliezen omdat je niks kunt doen. Het is altijd de verantwoordelijkheid van de gemeenschap zelf om discriminatie aan te kaarten wanneer er sprake is van een onrechtvaardige verdeling. Als je deze actie overlaat aan een machtiger groep dan word je als instrument gebruikt in een machtsstrijd die je tot een slaaf van de overwinnaar maakt en je vervolgens afdankt wanneer je niet meer bruikbaar bent.
De vitaliteit van actiegerichte gemeenschappen
In vergelijking met oost- en noord-Friesland is de positie van de Friese taal in Fryslan ijzersterk. Ook in vergelijking met andere minderheden, zoals de Catalanen in Catalonië, steekt de positie van het Fries in de maatschappij er positief bovenuit. Er zijn bijvoorbeeld procentueel meer inwoners van Fryslan die Fries spreken en verstaan, dan dat er Catalanen zijn die Catalaans spreken en begrijpen. De Catalaanse vertegenwoordiger legde tijdens de bijeenkomst uit dat er een actieve, maatschappij-brede beweging is om het Catalaans en de zelfbeschikking van Catalonië te bevorderen. Zo wil hij bijvoorbeeld het Catalaans verplicht stellen voor overheidsfunctionarissen in de regio. Een minderheidstaal moet immers extra gesteund worden tegen de overheersing door de dominante taal als het wil overleven. Verder legde hij met passie de politieke strijd voor zelfbeschikking van Catalonië uit. Dit beeld contrasteert enigszins met de beperkte maatschappelijke en institutionele steun voor het Fries die eerder wordt gekenmerkt door verlegenheid dan een revolutionaire geest.
De vertegenwoordiger van de Vlach-gemeenschap, Mr. Fudulea, vertelde over de wijze waarop de Vlach hun organisatie en ontwikkeling ter hand nemen. De Vlach leven verspreid over de verschillende Balkanlanden en vormen nergens een meerderheid. Tevens krijgen ze geen overheidssteun. Ze zijn daarom vooral gericht op het stimuleren van kleinschalig ondernemerschap. Dit netwerk biedt mensen van de Vlach-gemeenschap in de kleinste dorpen op de Balkan de mogelijkheid om deel te nemen aan het economische leven en zodoende een vitale gemeenschap van zelfbewuste burgers te vormen.
Een bloeiende toekomst?
De positie van de Friese taal en cultuur lijkt op het eerste gezicht sterker in Fryslan dan in noord-Duitsland, maar dit is niet automatisch een betere uitgangspositie want een snel veranderende omgeving vraagt vaak om revolutionaire wendingen en straft passiviteit en verlegenheid genadeloos af. Het is de vraag of voldoende mensen de Friese taal en cultuur waardevol genoeg vinden om deze als leidende identiteit te bevorderen zodat volgende generaties zich Fries blijven voelen. Niet alleen de oost- en noord-Friezen laten zich bij de bescherming en bevordering van de Friese taal en cultuur de kaas van het brood eten. Ook in Fryslan verdwijnt er vaak meer dan dat er komt. Zo stond de tweede universiteit van Nederland in Franeker, die echter in 1811, tijdens de bezetting door Napoleon, werd opgeheven om nooit meer terug te komen. Sindsdien moeten studenten hun heil buiten Fryslan zoeken als ze aan de universiteit willen studeren. De Friese identiteit is daarmee ook in Fryslan de kinderschoenen niet ontstegen.
Volgend jaar houdt FUEN weer een congres. De vertegenwoordigers van de Friese organisaties zullen dan ongetwijfeld weer deelnemen. Zullen de oost- en noord-Friese talen zich verder verwijderen van het West-Fries? Zal de Friese taal dan een sterkere, volwassener positie in de maatschappij hebben of zal het de richting van een folkloristische kindertaal inslaan? Zal er een opleving van de Friese identiteit komen waardoor deze de kinderschoenen ontstijgt en op gelijke voet met de andere nationale minderheden komt te staan? En hoe zit het eigenlijk met de echte West-Friezen? Fryslan is immers slechts het westen vanuit het Duitse perspectief. West-Friesland bestaat uit het noorden van Noord-Holland waar de Friese identiteit diep in het verleden verborgen ligt. Zal er volgend jaar ook een organisatie van West-Friezen aan het congres deelnemen? De toekomst zal leren welke culturele identiteit de mensen kiezen.